Jan Nicolas Reubsaet (1843-1887)

    "Vicomte d'Estembourg de Bloemendaal"
    "Duce de Camposelice"


Jan Nicolas Reubsaet, roepnaam Nicolas, een historisch figuur en zeker het buitenbeentje in de familie Reubsaet.

Nicolas werd geboren op 26 april 1843 uit het tweede huwelijk van zijn vader Joannes Baptist Victor Reubsaet met Maria Josepha Dassen. Zijn vader was een eenvoudige schoenmaker en had een huisje aan het "Neilesgetske" in Sittard. Het was een vrolijke man die, als het mooi weer was, buiten voor zijn huis de schoenen van zijn klanten repareerde.
Nicolas begon zijn opmerkelijke levenswandel als huisschilder. Hij had gebrekkig lager onderwijs gehad in de stadsschool te Sittard en droeg bij aan het gezinsinkomen door het schilderen van ramen, deuren en kozijnen. Hij was erg geïnteresseerd in muziek, net als zijn halfbroer Juliën. Juliën was een zoon uit het eerste huwelijk van zijn vader. Na het overlijden van Juliën's moeder trouwde zijn vader met de zuster van zijn gestorven echtgenote. Door hun gezamenlijke interesse voor muziek trokken de twee jongens nauw met elkaar op. Nicolas kreeg zijn eerste muzieklessen van een onbekende muzikant genaamd Grosschell. Deze gaf hem solfège- en vioollessen. Grosschell was echter niet erg betrouwbaar en hield blijkbaar meer van een borrel dan van muziek. Juliën nam de taak over en leerde Nicolas naast de viool ook nog piano en de cornet à pistons (trompet met ventielen) bespelen. Met name de cornet bleek een goede keuze te zijn waarvoor de jonge Nicolas veel aanleg had.

Naar verluid ging Nicolas in 1859 op 16 jarige leeftijd naar Utrecht, waar hij als muzikant en solist speelde bij het Utrechts Stedelijke Orkest. Aangenomen wordt dat hij speelde bij het Muziekkorps van de Utrechtsche Schutterij of bij het Collegium Musicum Ultrajectinum. Deze voegden zich pas in 1894 samen tot het Utrechts Stedelijk Orkest.

Hij verbleef ongeveer 6 jaar in Utrecht en bekwaamde zich verder als beroepsmuzikant. In Utrecht leerde hij Catharina Anna van Antwerpen kennen waarmee hij op 23 juni 1864 te Utrecht in het huwelijk trad. Zijn faam als muzikant was hem vooruitgesneld en in Groningen was er wel belangstelling voor Nicolas. Hij werd benoemd tot leraar aan de stedelijke muziekschool te Groningen, waar hij tevens speelde in het Groningse Harmonieorkest. Hoewel hij als muzikant hoog in aanzien stond in Groningen hield hij het niet lang uit in het noorden. En al vlug, in 1865, keerde hij met zijn zwangere vrouw terug naar zijn geboorteplaats Sittard. Op 29 november van datzelfde jaar werd zijn dochter, Mechtildes Josepha Maria geboren te Sittard (Met zijn dochter liep het niet zo goed af, maar hierover iets meer aan het einde van dit artikel). Het leek er even op dat Nicolas in Sittard zou blijven. Hij dirigeerde in zijn geboortestadje een harmonieorkest, dat speciaal tijdens de opening van de spoorlijn Venlo-Maastricht op 11 november 1865, speelde. En passant richtte hij er een strijkorkestje op waarmee hij concerten gaf in Sittard en omstreken. Een aanplakbiljet van 3 juli 1866 getuigt van een concert in Bingelrade waarbij acht stukken ten gehore werden gebracht, met medewerking van een Sittards fanfaregezelschap en de zangvereniging van Bingelrade, een kerkdorp in Oostelijk Zuid-Limburg.

Het huwelijk tussen Anna en Nicolas was blijkbaar niet goed, want in 1867 ging Anna samen met haar dochter terug naar Utrecht, terwijl Nicolas zijn geluk ging beproeven in Brussel. Pas in 1874 werd de echtscheiding uitgesproken in Maastricht en in 1875 ingeschreven in het register van de burgelijke stand.
Nicolas hield zich intussen bezig met zijn muzikale ontwikkeling en blijkbaar niets kon hem daarin stuiten. Hij was ingeschreven als leerling op het conservatorium van Brussel en kreeg daar zanglessen. Na één jaar verliet hij het conservatorium weer met een eerste ereprijs op zak. Hij zwierf ook nog even rond in de Vlaamsche Schouwburg waar hij samenwerkte met de bekende Vlaamse componist en muziekpedagoog Peter Benoit. Nicolas bleek ook een begenadigd tenor te zijn, vooral zijn speciale timbre viel op.
Tijdens de begrafenis van het 9 jarig zoontje en beoogd troonopvolger van Koning Leopold II van België, op 30 januari 1869, bracht hij een solo in de kerk van Laeken te Brussel (Lees het artikel). In Brussel begon hij steeds meer als salonzanger naam te maken bij gefortuneerde families. Uiteraard sprak zich dat rond in de jetset van de negentiende eeuw en daardoor werd men steeds nieuwsgieriger naar deze zanger. Nicolas werd dan ook veel gevraagd en trad ook op voor de Belgische Koninklijke Familie. Hij verwierf niet alleen faam met zijn optreden maar verdiende ook goed geld. Als salonzanger trad hij op in verschillende grote Europese steden waaronder Parijs, Wenen en London. Volgens de pers van die dagen was er een nieuwe ster ontdekt en schreef men lovende artikelen over Nicolas. Hij ontving zelfs een uitnodiging van het Engelse vorstenhuis. Hij zong regelmatig voor de adel en voor rijke industriëlen.

Zo ontmoette hij Isabella Eugenie Boyer, de jonge rijke weduwe van Isaac Merritt Singer. Deze Singer was de stichter van de gelijknamige Amerikaanse naaimachinefabriek. Hij woonde samen met Isabella en de kinderen uit dit huwelijk in Groot Brittannië. Uit een vorig huwelijk en uit drie buitenechtelijke relaties had Singer twaalf kinderen. Deze leefden allen in de Verenigde Staten van Amerika. Een van zijn vroegere relaties, Mary Ann Sponsler, waarmee hij vermoedelijk ook gehuwd was, vervolgde hem wegens het niet nakomen van zijn financiële verplichtingen en wegens het plegen van bigamie. Singer ontvluchtte de Verenigde Staten en vestigde zich in London, Groot Brittannië. Isabella Boyer was de dochter van een Franse vader en Britse moeder en werkte bij haar vader in de pattisserie. Singer ontmoette haar in Parijs en vroeg haar ten huwelijk. Het leeftijdsverschil van 30 jaar (hij was 52) was blijkbaar geen probleem voor Isabella. In de twaalf jaar van hun huwelijk kregen ze zes kinderen en bleef hij (buiten verwachting) zijn echtgenote trouw. Tijdens de Frans-Duitse oorlog van juli 1870 tot mei 1871, woonden ze in Torquay, Engeland. Hier kocht Singer een landgoed en liet er een groot landhuis bouwen "Oldway Mansion" waar Singer in 1875 op 64 jarige leeftijd overleed, nog voordat het landhuis was afgebouwd. Isabella ontmoette Nicolas Reubsaet waarschijnlijk op een van de soirees en al vlug bleek de onderlinge interesse in elkaar. In de aanloop naar hun huwelijk moeten Isabella en Nicolas gebruik hebben gemaakt van Oldway Mansion. Op twee foto's van hen staat het adres van een fotograaf in Torquay, de plaats waar Oldway Mansion ligt.
(Bekijk de foto's). Isabella had net een gerechtelijke procedure achter de rug over de erfenis van Singer. In het testament van Singer was opgenomen dat indien Isabella zou hertrouwen, haar aanspraken op haar erfdeel zouden vervallen. Deze clausule heeft ze succesvol aangevochten en ze erfde alsnog 14 miljoen Amerikaanse dollars, in die tijd een gigantisch vermogen. Op 8 januari 1879 huwde Isabella Eugenie Boyer met Jan Nicolas Reubsaet in London.


Zo kwam het dat een schoenmakerszoon zich tussen de gegoede klasse ging bewegen, hetgeen voor Nicolas geen probleem leek te zijn. Ondanks zijn gebrekkige schoolopleiding, sprak hij inmiddels vlot Frans, Duits en Engels en wist zich in die kringen goed te handhaven. Als een echte aristocraat bewoog hij zich onder de mensen. Toch was er iets dat Nicolas stoorde. Veel mensen waar hij mee omging hadden een adellijke titel. Het gevoel dat deze mensen op hem neerkeken was wellicht terecht. Nicolas wilde daarom ook graag een adellijke titel. Hij kocht een titel van de keizer van Oostenrijk die hem tegen betaling van een flinke som wel ter wille was. Hij kon zich nu "Vicomte d'Estembourg de Bloemendaal" noemen. Deze naam schreef hij dan ook in zijn eigen handschrift op de foto die hij in Torquay had laten maken. Natuurlijk behoorde bij een adellijke titel ook een adellijke voornaam en sindsdien liet hij zich Victor noemen, naar een van de voornamen van zijn vader. Blijkbaar was dat nog niet genoeg en hij ging op jacht naar een volgende, meer gewichtige titel. Hiervoor wendde hij zich tot Koning Umberto van Italië met een wel heel bijzonder verhaal. Hij claimde de adellijke titel van zijn onbekende vader. Volgens zijn bewering was hij de buitenechtelijke zoon van de Duce de Camposelice en kwam hem rechtmatig deze titel toe. Koning Umberto deed niet moeilijk, gezien de grote som die Nicolas bereid was te betalen en verleende hem de titel. In een artikel van Nieuws van de Dag van december 1883 wordt er een schimmig verhaal verteld. Nicolas zou de zoon zijn "van die en die en een onbekende vader". Het artikel gaat verder: "Was de vader officieel onbekend, feitelijk wist de zoon zeer goed wie de oorsprong van zijn leven was". Tot zover niets vreemds, want natuurlijk wist Nicolas wie zijn vader was, maar toch werd er een vreemde draai aan het verhaal gegeven door te vervolgen: "De oude Heer, een vermogend edelman, die o.a. in Italië uitgestrekte bezittingen had en zelfs op grond daarvan en zijne afkomst rechten kon doen gelden op een hooge Italiaansche titel, bekommerde zich volstrekt niet om zijn zoon, met wien hij, met de wet in de hand, immers ook niets te maken had". Dit is natuurlijke een pertinente verloochening van zijn afkomst. De enige onbekende vader was de vader van zijn moeder en gezien deze onbekend is gebleven, weten we ook niet of dit een rijke Italiaanse edelman is geweest. Het grote verlangen om belangrijk te zijn en een titel te bezitten was Nicolas blijkbaar een leugen waard. (Lees het artikel).
Hoe het ook zij, zijn titel had hij nu gekregen en hij mocht zich nu trots "Vicomte d'Estembourg de Bloemendaal" noemen en "Duce de Camposelice". Met name deze laatste titel komen we regelmatig tegen, voluit geschreven of in initialen. Deze adellijke titels bevestigt te krijgen in het gemeentehuis van Sittard was van een heel andere orde. De gemeente weigerde pertinent om aan zijn verzoek te voldoen en confronteerde hem keer op keer met zijn geboortebewijs en daar was geen speld tussen te krijgen.

"In Parijs had hij een kapitale woning aan de 'Avenue Roi du Rome'. Dit pand had hij aangekocht voor 950 duizend Franse franken. Bij het pand had hij een paardenstal met wel tien raspaarden en een koetshuis met diverse mooie rijtuigen. Voor het oog had hij het pand gedecoreerd met kostbare schilderijen en een verzameling antieke instrumenten die hij met veel trots aan zijn gasten toonde", aldus een citaat uit: Sittard Historie en Gestalte, 1971. "Avenue Roi du Rome" is in Parijs niet meer bekend. Volgens Michel Schmeitz, die ook onderzoek heeft gedaan naar Nicolas, is tussen 1864 en 1879 de straatnaam gewijzigd in "Avenue Kléber". De brieven die Isabella verstuurde na het overlijden van Nicolas, hebben als afzender "27 Avenue Kléber" en deze straat is in Parijs wel te vinden. Het pand is weliswaar groot en majestueus, maar geeft niet de indruk dat hier tien raspaarden en diverse rijtuigen gestald konden worden. Wat wel waarschijnlijk is zijn de diverse Stradivariussen die hij heeft bezeten. Enkele van deze instrumenten, waaronder violen en cello's, dragen nu nog officieel de naam "Duce de Camposelice". Na zijn overlijden werd de collectie bij Christie's geveild en bracht ruim een miljoen Amerikaanse dollars op. Regelmatig gaf Nicolas in zijn pand grote soirees waar de destijds beroemde Parijzenaren als eregasten verschenen. Het vermogen waarover hij beschikte, door zijn huwelijk met Isabella, maar zeker ook door zijn eigen inkomsten als gevierd salonzanger, maakte het hem mogelijk om jonge kunstenaars van royale geldsommen te voorzien en tevens kunstzinnige evenementen te financieren. Ooit schonk hij aan een jonge violist een kostbare Stradivarius, enkel en alleen omdat deze jongeman een landgenoot was.
[Citaat uit “De Nedermaas” van 9-11-1912 door Archaiophilos, pseudoniem voor Louis v.d. Heyden.:]
Op eene zijner schitterende soirées liet hij den jongen Amsterdamsche violist Wolf, die op het Parijsche conservatoire den eersten prijs had behaald, eene echte stradivarius bespelen, die hij voor frs. 20.000 van een Russischen prins had gekocht. Toen de jonge kunstenaar de viool wilde teruggeven, gaf zijn gastheer ze hem ten geschenke, met de woorden: “Ik geef ze u cadeau omdat ik zoo voldaan ben over uw spel, en gij even als ik Hollander zijt.” ’t Is te begrijpen dat de jeugdige violist in de wolken was, en eerst niet kon geloven dat het den hertog ernst was. [einde citaat
]
.
Nicolas en Isabella bleken ook nog een landgoed te hebben in Normandië, "Chateau de Blosseville" even buiten Pennedepie waar de graftombe van Nicolas nog altijd te vinden is. Dit landgoed is door de erven van Singer verkocht aan de familie Gorgeu die daar in 1952 een romantisch hotel bouwde. Dit hotel wordt nu nog door de familie Gorgeu geëxploiteerd.
Nicolas was zijn geboortestad niet vergeten. Zijn Sittardse vrienden konden altijd op hem rekenen. Sittardse muziekverenigingen steunde hij regelmatig met royale giften en de gymnastiekvereniging Swentibold kreeg van hem een nieuw vaandel. In de strenge winter van 1879 steunde hij de behoeftigen van Sittard met een bedrag van 1800 franken waarvan 500 franken voor zijn oude vrienden waren bestemd. Graag wilde Nicolas aan de bevolking van Sittard laten zien hoe welgesteld hij was. Hij nodigde al zijn jeugdvrienden uit op een vorstelijk maal in het deftige hotel Haenen, aan de Markt. Na eerst een rijtoer te hebben gemaakt door Sittard kwam Nicolas aan op de markt in een deftig rijtuig bespannen met zes schimmels.

Mede door zijn royale levenswijze waren er problemen in zijn huwelijk. Isabelle probeerde hem duidelijk te maken dat er op deze manier meer geld uitging, dan dat ze zich konden veroorloven. Nicolas wimpelde dat bezwaar weg en was niet bereid tot concessies. Ook zijn relatie met zijn oudste stiefdochter Winaretta Singer, die samen met haar jongere zusje nog in huis woonde, was niet goed. Als voogd beheerde hij haar kindsdeel van Singer's erfenis. Winaretta was bang dat, gezien de royale levenswijze van haar stiefvader, ook haar geld zou worden verkwist. Regelmatig ontstonden hier ruzies over in het gezin. Op 8 januari 1886 werd Winaretta 21 jaar en dus meerderjarig voor de wet. Haar stiefvader had nu geen zeggenschap meer over haar, ze nam haar geld van de bank en vertrok, wat een woede-uitval van Nicolas tot gevolg had.

Nicolas zou al sinds 1885 ziekelijk zijn geweest. De ruzie met zijn stiefdochter zal hem dan ook geen goed hebben gedaan. In februari 1887 verbleef Nicolas, mogelijk voor zijn noodzakelijk rust, aan de Franse Riviera in een hotel in de plaats Menton. Op 23 februari sloeg daar het noodlot toe. Een zware aardbeving trof het gebied en had 2000 dodelijke slachtoffers tot gevolg. Duizenden werden dakloos en het nabij gelegen Italiaanse plaatsje Bussana Vecchia werd volledig verwoest. Nicolas was door deze aardbeving zeer ontdaan en kreeg last van angstaanvallen. Mogelijk dat deze mede de oorzaak zijn van zijn vroegtijdig overlijden op 2 september 1887. Geboren in een nederig huisje aan het Neilesgetske te Sittard overleed hij op 43 jarige leeftijd in een luxe hotel aan de Middellandse zee in het plaatsje Menton. Algemeen werd aangegeven dat hij in Parijs was overleden zoals ook op zijn grafsteen is te lezen. Een krantenartikel uit de Gentse krant "Het Volksbelang" van 10 september 1887 vermeldt dat hij in Menton is overleden. Hij werd bijgezet in een praalgraf op het kerkhof van Pennedepie in Frankrijk. Tijdens zijn begrafenis zou zijn vrouw Isabelle Eugenie Boyer niet aanwezig zijn geweest. Waaruit men zou kunnen concluderen dat het echtpaar de laatste jaren in onmin leefde.
Natuurlijk was Sittard zijn stadgenoot niet vergeten. Dichtbij het station werd een straatje naar hem vernoemd. Jarenlang was de Stationsdwarsstraat bekend als Reubsaetstraat totdat er op de Kolleberg nieuwbouw werd gepleegd en Nicolas hier een nieuwe straatnaam kreeg: de "Reubsaetlaan". Van simpele schoenmakerszoon naar rijke edelman, van klein straatje naar een heuse laan, de geschiedenis heeft zich op kleine schaal herhaald. Tegen de zijgevel van het café Stad Sittard is een sculptuur aangebracht die herinnert aan Nicolas Reubsaet. Op de sculptuur staat Nicolas als zanger en wordt links geflankeerd door zijn vader, de schoenlapper en rechts door zijn moeder. Ook in de annalen van de gemeente Sittard is er een passage aan hem gewijd.

Feitelijk overleden in Menton in Zuid Frankrijk, werd hij begraven op het kerkhof van een klein onbeduidend plaatsje in Normandië. Dicht aan de kust in het plaatsje Pennedepie bevindt zich op een hoger gelegen stuk van de begraafplaats achter de kerk een tombe. Deze ziet eruit als een kapel en is opgetrokken uit plaatselijk krijtsteen met pilaren van rose graniet. De totale hoogte bedraagt ongeveer zes meter.
Boven op het dak bevindt zich een soort klokkentorentje waarop vermoedelijk nog een ornament heeft gestaan. Voor de ingang is er een rijk versierde dubbele poort, een combinatie van smeedijzer en bronzen elementen. De bronzen harpen met palmtakken verwijzen naar de muzikale carière van de overledene. De bovenkant van beide poorten heeft de gekroonde initialen DC, die staan voor Duce Camposelice. De ingang boven de poort toont een versierde boog met in het midden een wapenschild gekroond met een helm en geflankeerd door twee mannelijke figuren. Op het wapenschild bevinden zich de afbeeldingen van drie naar links gerichte leeuwen met daaronder drie bollen. Rechts daaronder een zwaard en links een helm. Onder het wapen een banier met de tekst "JE VEUX" (Ik wil). Mogelijk dat hij hiermee heeft willen verwijzen naar zijn verlangen naar adeldom, hetgeen hij feitelijk nooit heeft bereikt. Links van het schild staat de tekst "Famille" en rechts van het schild de tekst "de Camposelice". De bovenkant naar het dak toe is versierd met een trans van zestien zuiltjes. De zijkanten en de achterkant zijn voorzien van een raamopening. De ijzeren kozijnen staan nu los in de grafruimte en doen vermoeden dat deze glaswerk hebben bevat. Rondom het monument staat een hekwerk dat dezelfde harpen en palmtakken bevat als in de dubbele poort.
Grafkapel in Pennedepie, Frankrijk Het monument was oorspronkelijk aan de binnenzijde rondom langs de wanden bekleed met witte marmeren platen, waarvan nog een deel aanwezig is. De grafzerk met de stoffelijke resten van Nicolas is niet meer aanwezig. De zerk stond waarschijnlijk dwars in de grafruimte op een verhoging van rose marmer. Naar de zerk toe zijn er twee witte marmeren traptreden. Aan de rechterzijde langs de wand staan marmeren platen die vermoedelijk van de zerk afkomstig zijn. Op een van deze marmeren platen staat de alias Duc de Camposelice en zijn geboorteplaats en -datum, alsmede zijn overlijdensplaats en -datum vermeld. De geboortedatum is echter niet juist en ook de overlijdensplaats en dag zijn niet juist vermeld. Mogelijk dat Nicolas daags na zijn overlijden is overgebracht naar Parijs en dat deze dag is opgenomen in het overlijdensregister van Parijs.
Niets wijst er op dat in het graf meer dan een persoon is bijgezet. Ook is niet duidelijk wie er sinds 1887 voor het onderhoud heeft gezorgd. Het is heel aannemelijk dat sinds het bijzetten van Jan Nicolas Reubsaet er geen of nauwelijks onderhoud is gepleegd. Door een bijdrage van Michel Schmeitz, waarvoor dank, weten we nu dat Nicolas een landgoed bezat in Normandië "Chateau du Blosseville" waarvan de restanten nog zijn te vinden. Daarnaast een een zeer luxe Hotel "Manoir de Blosseville". Dit verklaart dan ook de plaats van zijn graf.
Naar verluidt zou de weduwe Isabelle Reubsaet-Boyer alias Duchesse de Camposelice, de graftombe hebben laten bouwen.
Bekijk de uitgebreide beschrijving en foto's van zijn graf

Heel zijn leven was Juliën Reubsaet al een steun en toeverlaat voor zijn ambitieuse broer. Tussen 1866 en 1869 volgde hij Nicolas naar Brussel. Daar bouwde Juliën met zijn gezin zijn bestaan op en stond ingeschreven in de burgelijke stand onder de naam Reubsaets. Tot op de dag van vandaag wonen er nog steeds nazaten van Juliën in de omgeving van de Belgische hoofdstad.
Juliën kreeg na de dood van zijn broer een maandelijkse toelage van 50 franc. Tot op een gegeven moment deze toelage stopte en Juliën hierover zijn beklag deed bij zijn schoonzuster Isabella Reubsaet-Boyer. Een in het Frans gestelde, met de hand geschreven brief getuigt hiervan. Het briefpapier is voorzien van een monogram van de Duce de Camposelice. Het monogram DC, is ook terug te vinden op het graf van Nicolas. Het handschrift van Isabella is moeilijk te lezen, maar er is toch een poging gedaan de brief te ontcijferen. Een fragment van de brief en de volledige Franstalige tekst van de brief zijn opgenomen in dit artikel. Hier vindt u de Nederlandse vertaling van deze brief


Maria Josepha Mechtildis Reubsaet
Zijn dochter, Maria Josepha Mechtildis Reubsaet huwde twee keer. De eerste keer op 28-7-1891 te Utrecht met de Duitser Heinrich Bernard Paul Ambrosius Hungelmann, die koopman was te Utrecht en op 8 mei 1895 werd genaturaliseerd tot Nederlander. Met deze Heinrich Hungelmann had zij twee kinderen. De tweede keer huwde ze op 11-4-1907 te Amsterdam met Hendrikus Gerardus Joseph Hanssen met wie zij nog een zoon kreeg.
Op 17 juni 1898 en later op 10 november 1898, zij was toen vier maanden zwanger van haar tweede kind, werd zij persoonlijk failliet verklaart. In haar huwelijksakte van haar en haar tweede echtgenoot wordt vermeld dat zij weduwe is van Hungelman. Zijn overlijdensdatum is nog niet bekend, maar zal mogelijk vóór 1898 zijn geweest.
Op 30 november 1898 wordt het laatste faillisement weer opgeheven door "het verbindend worden der slotuitdelingslijst" volgens het krantenbericht.
Op 30 december 1920 verschijnt er in het dagblad De Tijd onder de kop "Millioenenjuffrouwen" een belastend artikel over het echtpaar Hanssen-Reubsaet.
Hoewel de zaak onder de rechter is vindt de journalist het zijn morele plicht om het artikel te publiceren en zijn discretie tegenover nog niet uitgesproken vonnissen te laten varen.

Wat is er aan de hand?
Volgens het artikel zou ze voorschotten krijgen van diverse personen onder het voorwendsel dat ze een miljoenenerfenis verwacht uit Amerika of Italië. Vooral Geestelijken hebben de voorkeur van de oplichster zo vermeld het artikel. Ook haar man bedient zich van ongeoorloofde praktijken.
Volgens de crediteurenlijst van het faillisement van 4 december 1918 staat er op naam mijnheer Hanssen een bedrag van ruim 49.000 gulden en op naam van mevrouw Hanssen-Reubsaet ruim 70.000 gulden. Dit faillisement eindigde in de loop van februari 1920 eveneens door "het verbindend worden der slotuitdelingslijst".

Wat betreft de verwachtte miljoenenerfenis kan het zo zijn dat de dochter van Jan Nicolas altijd in de veronderstelling is geweest dat zij iets van haar vader te erven had. Blijkbaar was zij naïef genoeg om dit te geloven. Het volledige bezit van Jan Nicolas Reubsaet ging bij zijn overlijden over op zijn echtgenote Isabelle Eugenie Boyer. Er bleef dus niets over voor zijn enig kind, zijn dochter in Nederland.   Lees het artikel